Gisteren op de training vroeg de trainer of Jan vandaag ook zou kunnen meespelen met de tweede ploeg U7: ze hadden een aantal ‘man’ tekort. ‘Ook’, want er waren er een 4-tal tekort en dus zouden er nog een paar van zijn ploegje meemoeten. ‘Ook’ omdat dat Jan eerst met zijn eigen ploeg een match had.
Twee matchen op een rij en tweemaal op verplaatsing. De ene in Aalter, de ander in Zevergem en er zou rechtstreeks van de ene match naar de andere moeten gereden worden.
Van mij mocht hij, maar ik zag het niet geregeld te krijgen met de andere kinderen en hun activiteiten. Hij mocht meerijden met één van de drie andere ouders, maar tot nu was Jan telkens beginnen wenen als we hem vroegen of hij het erg zou vinden moesten we een match overslaan (wegens dus slecht combineerbaar met de andere activiteiten), en dus regelden we het toch altijd dat er minstens één van ons twee meeging.
Maar kijk. Het vooruitzicht om twee matchen te mogen spelen bleek op te wegen tegen het feit dat noch ik, noch Michel zouden meegaan. Jan was direct akkoord om met één van de vriendjes mee te rijdend en ook deze ochtend maakte hij geen enkel probleem, alleen maar vrolijkheid bij het vooruitzicht van twee matchen. En ik maakte mij ook geen zorgen: hij was in goede handen en hij zou zich wel rotamuseren.
Ik daarentegen voelde mij helemaal niet vrolijk bij het vooruitzicht om Jan een match te laten spelen zonder dat er iemand van ons twee bij was. Het voelde aan als die alleereerste dag dat ik hem naar school bracht en hem dan alleen moest achterlaten.
Het was de eerste keer niet dat ik hem moest loslaten, en het zal de laatste keer niet zijn, maar het steekt toch telkens weer eventjes.