De dochter is triest.
Mama kan niet mee om ‘dingen’ te doen. Mama moet werken. Eerst werken om opdrachten af te werken en op tijd in te dienen. Daarna werken om te studeren en klaar te zijn voor de examens.
En dus zit de dochter verdrietig te wezen in de zetel.
Wat mama op haar beurt ambetant maakt, want mama vindt het ook niet leuk om geen ‘dingen’ te kunnen doen met haar en haar broers en zus. Mama vindt het ook niet leuk dat ze moet werken. Maar mama wil nu eenmaal niet dat zij, in plaats van nog 2 weken hard te werken en erdoor te zijn, zij er nog een paar weken bijkrijgt omdat ze tweede zit heeft.
Dus is de dochter triest en de mama ambetant en lukt het werken niet zo goed als ik zou willen.