Ik moet weer studeren. Blèh! ’t Is voor de ‘goede zaak’, nen job. Maar toch: blèh! Het examen is op 7 september, dus er is nog tijd, maar het is administratief recht, nooit mijn beste vak geweest. Ik vind dat moeilijk ik.
Maf dat den anderen net nu dat moet schrijven, want het is een examen voor de job die ik al twee jaar gedaan heb. Ik kan die job. Vingers in de neus. Ik deed die job graag én goed. Ik heb alle kwalificaties voor die job, en meer. Mijn baas vond dat ik die job kon, hands down. Haar baas was volledig akkoord en wou dat ik bleef. Maar het is overheid. Teveel misbruiken in het verleden, dus te streng geregulariseerd nu.
Ik begrijp dat wel. Zo ben ik nu eenmaal, zeer begripvol. Niet dat ik niet gefrustreerd ben, maar toch begrijp ik dat.
Het is een pendelbeweging: eerst de slinger teveel naar één kant, de kant van de vriendjesposten, de familieplaatsen, de job krijgen omdat je de juiste man/vrouw op de juiste plaats kent. Tijd om de pendel naar de andere kant te laten slingeren en het misbruik tegen te gaan: iedereen moet in een (zwaar) examen slagen, testen afleggen, controle, controle om toch maar de schijn van favoritisme tegen te gaan.
Het midden moet nog gevonden worden, maar het zal niet voor mij zijn. Of toch zeker niet voor 7 september.
Studeren dus maar. Blèh!