Ze zijn weg. Zelie en Louis.
Traantjes, of toch bijna. Niet van de kinderen. Helemaal niet. Die waren blij. Echt blij. Zelie nam zich zelf niet eens de moeite om salut te zeggen. De ‘hoofd’monitor was klaar met zijn speechken en zij was al weg naar de monitor van haar groep.
Weg. Zonder boe of bah. Genen kus, genen knuffel. Niets.
Louis heeft zich tenminste nog de moeite getroost om ons uitgebreid te kussen en knuffelen maar dan was hij ook met veel enthousiasme weg. Geen schrik. Geen verdriet. Niets.
Uiteindelijk is het beter zo natuurlijk. Liever twee enthousiast kinderen dan een drama te moeten achterlaten. Maar toch…
Op de terugweg een paar keer hard moeten slikken om toch maar niet te beginnen wenen (niet zo goed hé als ge aan het rijden zijt).
Enfin, we kunnen beginnen aftellen: nog 8 keer slapen en we mogen ze terug gaan halen. Of nog 2 keer slapen moest blijken dat Louis toch eigenlijk liever niet mee was gegaan, achteraf bekeken dan. Ik hoop evenwel voor hem van niet want ik zou het nog erger vinden als nu zou blijken dat hij het eigenlijk helemaal niet leuk vind.
Nog acht keer slapen, nog acht keer slapen, nog acht keer slapen, …
Grappig toch eigenlijk, als je zo’n verhalen leest. Als kind sta je er nooit bij stil, en als leiding in de chiro/scouts/whatever eigenlijk ook niet, en als kinderloos iemand ook niet, maar het blijkt dus voor ouders niet zo simpel te zijn om hun kinderen uit handen te geven.
Hoewel ik lang zelf in de chiro heb gezeten (als kind en als leiding) weet ik niet goed wat het gaat zijn als ons Fien voor de eerste keer mee op kamp of weekend zou gaan… Maar ik kan me ondertussen al wel inbeelden dat het niet zo simpel zal zijn als’t wel lijkt. 🙂