Eindelijk

Anna neem ik nog steeds mee achteraan op de fiets, want zelf fietst ze nog altijd niet. Ze kan het niet omdat ze het niet wilwou proberen.

Ja, die ‘wil’ is ‘wou’ geworden sinds een paar dagen. Zondag waren Jan zijn vriendjes hier voor zijn verjaardagsfeestje en toen kreeg madam het eindelijk in haren kop: ze nam haar fietske (zonder trainingswielkes) en kwam aan mij vragen of ik met haar wou fietsen. Ik was net met iets bezig en zei dat ik dat binnen een paar minuutjes zou doen, maar Zelie nam over. ‘Kom Anna’ zei ze en ze toonde aan Anna wat ze moest doen om te leren fietsen.

En ja hoor. Nog geen 15 minuten later fietste madam helemaal alleen door de straat. Bijna twee jaar nadat ze de tweede kleuterklas verliet (toen ze nét had leren fietsen maar eens thuis niet meer wou proberen) heeft ze haar vertrouwen in de fiets teruggevonden en is ze er eindelijk mee weg.

Vandaag was het nog eens oefenen geblazen: straat op, straat af, rond boompje één naar boompje twee om dan daarrond te draaien en opnieuw. En toen zei ze “Mama, als ik roep, moet je kijken hé” en dus zei ik dat ik dat ging doen en keek ik toen ze riep … en reed ze pardoes tegen een muur (omdat ze haar bocht te breed genomen had).

De tranen waren niet tegen te houden, maar ze was dapper, klom terug op haar stalen ros en deed nog een paar toertjes, deze keer zonder te botsen.

Nog een paar dagen oefenen en dan kan ze zelf op de fiets naar school. Joepie!

En én of of

Waarom kan deze discussie nooit op zichzelf staan. Maakt ge een opmerking over de zotheid van sommige fietsers omdat ze niet zichtbaar rondrijden (geen verlichting, geen fluohesje, geen reflectoren … whatever), krijgt ge direct de commentaar dat het maar de automobilisten moeten zijn die trager rijden.

Maar de discussie over het al dan niet te snel rijden van automobilisten heeft hier toch niets mee te maken.

Fietsers die onzichtbaar rondrijden zijn gewoon zot. Punt. Geen discussie. Ze vormen een gevaar in het verkeer: voor zichzelf, voor andere fietsers, voor voetgangers én voor automobilisten.

Ik ben fietser én automobilist én voetganger, en het ene sluit het andere niet uit. Integendeel. Het is én én, niet of of. En auto’s moeten traag rijden, snelheid aanpassen en voorzichtig zijn, én fietsers moeten snelheid aanpassen, voorzichtig zijn én goed zichtbaar zijn. Het is niet omdat een auto traag rijdt dat dat helpt als er een onverlichte fietser zich voor uw wielen zwiert om één of ander manoeuver te maken dat ge als automobilist nooit zag aankomen, omdat ge de fietser nooit hebt zien aankomen. Een automobilist heeft dan niet genoeg tijd om te stoppen, zélfs als die traag rijdt.

Een fietser is gebruiker in het verkeer en moet zich daarnaar gedragen: verkeerswetgeving respecteren (begint daar eens mee; de overtredingen die begaan worden, nog naast de kwestie van adequate verlichting en zichtbaarheid, breek mij er de bek niet over open) en daar hoort goede verlichting bij. Goede verlichting, als in verlichting die verder zichtbaar is dan een meter, maar verlichting waardoor men de fietsers al van ver ziet afkomen, net als bij auto’s. En dat kan led-verlichting zijn: er zijn heel goede, felle ledverlichtingen op de markt, maar de meesten gebruiken toch maar van die excuselichtjes die je op een meter afstand nog niet kan zien.

Voor mijn part trekt ge dat door naar voetgangers, niet wat verlichting betreft, maar wel wat voorzichtigheid betreft: vorige week stak een voetganger over op een zebrapad dat NIET verlicht was. De voetganger was volledig in donkere kledij gehuld. Het was donker, regende, nihil zichtbaarheid, ongelooflijk veel verkeer, fietsers die (al dan niet verlicht, maar meer niet dan wel) tussen de auto’s flaneerden, en dan de voetganger die plots in het midden van het zebrapad liep.

Ja, hij mocht dat doen. En ja, gelukkig reed ik heel traag (sowieso in het stad), anders had ik hem meegehad. En ja, de stadsdiensten moeten meer verlichting over de zebrapaden zetten om de oversteekplaatsen, en dus de voetgangers die oversteken, goed duidelijk te maken zodat de automobilisten die overstekers duidelijk kunnen zien.

Maar aan de andere kant: als het heel slecht weer is, donker, veel verkeer, zotte fietsers, is het dan écht zo moeilijk voor een voetganger om 2 seconden langer te wachten tot een auto gepasseerd is, in plaats van gewoon zomaar over te steken ‘omdat hij toch voorrang heeft’? Een voetganger heeft veel meer zichtbaarheid dan iemand in de auto en als ik te voet ben (en dat ben ik heel veel), dan weet ik waar mijn prioriteiten liggen. Niet bij die 2 seconden die ik ga ‘winnen’ door mijn ‘rechten’ op te eisen en mij voor een auto te smijten.

Soit, het zijn discussies die niet ’te winnen’ zijn: bij elke slechte uitkomst zijn er alleen maar verliezers: zwaar gewonden, doden, mensen die, langs alle kanten, getraumatiseerd zijn voor het leven. Dat iedereen eens met die gedachte in het achterhoofd zich in het verkeer beweegt.

Ertussendoor

Een hele dag heeft het geregend. De ene moment als wat harder dan de andere. En toch bleef ik de heel dag droog. Enfin, zo droog als maar kon zijn.

Want ik had geluk vandaag. Net toen we deze ochtend vertrokken was de gietende regen overgegaan in een motregen. Tegen dat ik van school naar mijn werk reed was het zelfs droog.

Op het werk zag ik dat het weer serieus hard regende, maar tegen dat ik naar huis vertrok was het opnieuw droog.

Op mijn tocht door de stad bleef het droog en toen ik de kinderen ging afhalen druppelde het heel zacht, maar het werd toch opnieuw droog toen we naar huis reden. Onderweg nog even gestopt in een winkel en terwijl ik de nodige uitleg kreeg begon het weer te gieten. Tegen dat ik buiten kwam was het, u raadt het al, droog.

En vanavond weer dezelfde chance: droog toen ik vertrok naar de vergadering, heel lichte regen toen we buiten kwamen na de vergadering. We zijn nog iets gaan drinken en toen ik naar huis vertrok was het weer helemaal droog.

Soms hebt ge het geluk aan uw kant.

Het lukte

Ze was al een tijdje aan het oefenen op de tweewielertjes, maar ik had niet verwacht dat het voor voor het einde van het jaar zou zijn.

Ik dacht, ze is voorzichtiger en zal eerst een tijdje proberen balanceren voor ze haar voetjes op de pedalen zal zetten, mar toen ik vandaag bijna weg ging, zette ze zich op een fietsje en begon ze gewoon te fietsen. Zo helemaal alleen, zonder steunwieltjes, zonder iets gezegd te hebben ‘want ik kan het nog niet helemaal’ zei ze, toen ik vroeg waarom ze nog niets gezeg had.

‘Niet helemaal’, dat wil eigenlijk zeggen dat ze nog geen grote afstanden kan doen, dat haar voetjes nog rap op de grond komen. Dus heb ik haar uitgelegd dat de afstand niet belangrijk is, dat ze effectief kon fietsen en nu alleen moet oefenen op afstand.

Maar blinken dat ze deed.

Schrik

En zo vertrok ik maandagochtend zoals gewoonlijk met de kinderen naar school. Op de fiets. Toen na een straat of drie de opmerking klonk ‘mama, uw licht werkt niet’. Even voorover geleund om te kijken en lap, het was waar, mijn voorlicht werkte niet meer.

Op vrijdag voordien werkte het nog prima. Twee dagen niet gefietst en een kapot licht. Niet leuk dus. Vooral omdat het nog schemerde en ik dus niet zo goed zichtbaar meer was. Ik erger mij  namelijk dood aan fietsers zonder licht en nu was ik er zelf één, ook al had ik nog een achterlicht. Maar ik fietste niet op mijn gemak.

Tegen dat ik Anna op school had afgezet, was het al licht genoeg om zonder licht te fietsen en dus stak ik zonder veel angst het drukke kruispunt naar het station over. Maar voordien heb ik genoeg angsten uitgestaan. Zeker toen ik in de Savaanstraat reed en er een opening tussen de kinderen en mij was gekomen (de kinderen ruiken de stal en schieten weg op dat laatste stukje) en er plots een portier van een geparkeerde auto bijna vlak voor mijn wielen openging. De persoon in de auto moet zich een breuk verschoten hebben en ik niet minder.

Gelukkig is er nu Max Mobiel aan het station en die heeft onmiddellijk naar het licht gekeken én het zonder problemen kunnen herstellen: het lampje was gewoon gesprongen. ’s Avonds voelde ik mij weer helemaal op mijn gemak toen ik naar huis fietste.

Maar hoe dat sommige fietsers dat doen zo zonder licht, ik begrijp dat niet.

Lentefietsmensen

Ha! Ivan komt ze tegen op straat. Als je elke dag dezefde route neemt zal je ze dan wel herkennen op de duur. Of eerder: herkennen omdat je ze juist niet herkent, de lentefietsmensen. Want de zon komt er door, het wordt een beetje warmer en er zijn een hele hoop mensen die dus hun fiets bovenhalen.

Op mijn route met de fiets, of beter ‘routes’, kom ik geen vaste mensen tegen. Zowel in Gent als in Brugge fiets ik door de stad en vaste pendelaars zie je dan niet echt. Teveel mensen of gewoon dat het telkens een paar minuten vroeger/later is zodat je nooit dezelfde mensen tegenkomt.

Maar dat er lentefietsmensen bestaan, merk ik dan wel weer op een andere manier: aan het parkeren van de fiets. Zowel in Gent als in Brugge staan de fietsenrekken weer bomvol. Overvol. Nog ongelooflijk veel overvoller dan ze sowieso al staan.

Dus het wordt weer aftellen tot aan de herfst, als de lentefietsmensen hun fiets weer zullen opbergen.

Niet leutig

Toen we deze ochtend gezwind op onze fietsen wouden springen was er een probleem: mijn achterband stond plat.

Op het eerste zicht geen probleem, we hebben wel een pomp in huis. Maar de band stond niet een beetje slapjes, maar volledig plat en dat heb ik nog al eens meegemaakt. Ook op een vrijdagochtend. Ook nadat ik de avond ervoor mijn fiets op het Sint-Baafsplein had gestald tijdens een vergadering. Oppompen bleek toen niet te helpen wegens kapotte band.

Deze keer hielp het oppompen ook niet. Geprobeerd, Anna achterop en eens aan de Vrijdagmarkt stond hij dus weer volledig plat. Dan maar terug naar huis, kinderen in de auto en zo naar school.

Nochtans stond ik daar gisteren niet alleen op het plein: er stond nog een fiets langs weerszijden van de mijne en die hun band(en) zijn niet kapot. Wat is er verkeerd aan mijn fiets dat ze hem eruit kiezen om een band kapot te maken?

Direct deze ochtend dan de fiets maar binnengedaan bij de fietswinkel en gelukkig mag ik er vanavond al om: een gans weekend zonder fiets zou zeer vervelend zijn. Maar nog vervelender natuurlijk, is dat vandalisme. Wat hébt ge daar nu aan?

Stoem

Deze ochtend moest ik de sleutel van mijn fietsslot wegens (kinder)omstandigheden van zijn gewone sleutelhanger halen en ergens anders onderbrengen. Tijdelijk en normaal gezien alleen voor vandaag, maar het moest dus gebeuren. Dus hing ik hem bij de rest van mijn sleutelbos.

Toen ik vanavond terug in Gent kwam en mijn sleutelbos bovenhaalde om mijn fiets te openen hing de sleutel van mijn fietsslot er niet meer aan. Het verwonderde mij eigenlijk niet want ik vreesde er al voor de hij niet goed hing aan de sleutelbos. Maar dat maakte het probleem niet minder erg: ik had geen sleutel om mijn fietsslot open te maken.

Handtas volledig uitgekeerd en de overbodige dingen ondertussen eruit gegooid (in de vuilbak uiteraard), maar geen afgevallen sleutel te bekennen. Niet goed dus.

Dan maar tevoet de kinderen gaan afhalen en naar huis gegaan. Niet zo aangenaam maar er bestaan ergere dingen. Het ergste is dat ik niet aan mijn fiets kan. Want het is een tweedehandsfiets, overgekocht zonder papieren getekend te hebben, én de fiets is nog steeds geregistreerd op de vorige eigenaar. Alhoewel ik al eeuwen tegen mijzelf zeg dat ik dat eens in orde moest brengen (overeenkomstje vragen, oud registratienummer laten verwijderen en laten vervangen door het mijne) is het er dus nog niet van gekomen en kan ik dus niet bewijzen dat mijn fiets ook echt de mijne is en dus kan ik hem ook niet laten openknippen door de politie.

Morgen op het werk nog eens goed kijken op alle plaatsen waar ik mijn sleutelbos heb bovengehaald en hopelijk vind ik die sleutel alsnog. Anders zal ik eindelijk eens werk moeten maken van die overeenkomst.

Opgeschort

Ik heb de executive decision genomen om deze week niet te fietsen naar school. Na het debâcle met Anna de vorige keer dat het vroor vind ik het niet echt waard om ons leven nog eens te riskeren.

De auto doet dus dienst deze week en als ik kijk wat voor vuiligheid (=ijs) er zoal op de voetpaden ligt en op de plaatsen waar de fietsers fietsen, zijnde dus de zijkant van de baan, ben ik zeer content met mijn beslissing.

Want uiteindelijk liggen de straten in Gent er verder zeer goed bij. Veel heeft het hier niet gesneeuwd, dus is er niet veel last van smeltende-en-opnieuw-aanvriezende sneeuw en als er al problemen geweest konden zijn dan werden die tijdig vermeden met zout (vermoed ik). Geen slippartijen dus meegemaakt en ook geen enkel gezien. Niet dat ik nu op normaal tempo rijd, ik blijf aan een slakkengangetje rijden onder het motto ‘better safe then sorry’, maar problemen heb ik nog niet tegengekomen.

En het moet gezegd: met deze temperaturen en de snijdend koude wind is het toch veel aangenamer in de auto dan op de fiets. Vooral voor Anna is het ook beter. Dat kind zit vooraan op de fiets, stil, en haar beentjes vangen dus als eerste alle weerelementen op, vooral ook omdat die beentjes, in tegenstelling tot de rest van haar lichaam, geen extra bescherming heeft. Bij de vorige koude vlaag klaagde ze dus wel eens van te koude benen en voeten.

Maar beloofd: als het stopt met vriezen kan je ons weer het centrum zien doorkruisen in een mooie, fietsende rij.

Fietsevaluatie

Drie weken en een half zijn we dus met de fiets naar school gegaan. Elke maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag.

Ik moet toegeven dat ik er serieus tegenop zag. Zo elke ochtend de kou in. Fietsen met één kind op mijn fiets en drie kinderen die apart fietsen waar ik op moet letten. Zorgen dat alles goed gaat. Dat er niemand onder een auto rijdt. We deden het al sinds het begin van het schooljaar op vrijdag en dat verliep zeer goed, dus had ik er wel vertrouwen in, maar toch.

Al mijn vrees is ongegrond gebleken. In die drie en een halve week hebben we amper regen gehad en eens het (nog) kouder werd, merkte ik het eigenlijk alleen aan mijn handen en oren. Het fietsen maakte dat ik het voor de rest warm had. De kinderen hebben ook nooit geklaagd over koude. Voor zover ik weet hadden ze het zelfs nog warmer dan ik. Elk gezaag over jassen dicht doen en mutsen aan doen enzo werd altijd op diep gezucht onthaald.

De kinderen doen het voor de rest ook zeer goed. Jan krijgt complimenten langs alle kanten en Zelie en Louis luisteren zeer goed. Ze weten het eigenlijk ook wel, dat ze zeer goed moeten luisteren op straat. Zo met vier op een rij is uiteindelijk geen echt korte rij. Er wordt afwisselend voorop gereden door Zelie en Louis (afwisselend als in ‘de ene dag Louis en de andere dag Zelie’ niet afwisselend als in ‘100m door Zelie en 100m door Louis enz.’) en in het autoloze centrum rijdt Jan soms voorop om het tempo te bepalen: zijn fietsje is toch wel een pak kleiner dan die van Zelie en Louis en hij moet soms serieus trappen om bij te blijven.

Wat allemaal niet wil zeggen dat ik nu ’s ochtends graag op de fiets stap. Die eerste minuten blijf ik het hatelijk vinden want eigenlijk heb ik nooit graag gefietst. Maar dan draai ik de knop om in mijn hoofd en ga erdoor.

Tijdsgewijs zit het trouwens ook goed. ’s Morgens ben ik ongeveer even rap aan het station met de fiets als met de auto. Maar ’s avonds win ik met de fiets toch makkelijk 10 minuten.

Sinds de val met Anna hebben we niet meer gefietst. Dinsdagavond de kinderen met de auto afgehaald en woensdag en vandaag ook met de auto gegaan en morgen dus ook. Niet omdat we niet meer gaan fietsen naar school, maar omdat Anna haar helm kapot is en ze dus eerst een nieuwe helm nodig heeft voor ze weer op de fiets mag met mij. En ook: ik ben toch wel serieus geschrokken en ik wou mijzelf toch wat tijd geven om te bekomen. Maar als het goed zit wordt er morgen een nieuwe helm gekocht en vanaf maandag zitten we dan weer op de fiets.

Wat ik wel ga doen voor de rest van de winter, is beter kijken naar de weersvoorspellingen. Kwestie om toch wat beter voorbereid te zijn voor een volgende gladde ochtend.