Gisteren schaafwonden en een blauwe plek, deze ochtend een bijna dichtgezwollen oog. Maar vooral: als het dat maar is.
Tag: fiets
Onzichtbaar ijs
Deze ochtend naar school gefietst, net zoals we nu dus al drie weken doen. Straat uit, naar rechts, oversteken, naar rechts, rechtdoor de Vrijdagmarkt over en halverwege … lag Jan plots op de grond. Ik had het totaal niet zien gebeuren dus wou ik stoppen om te zien wat er gebeurd was en … pardoes lagen Anna en ik ook op de grond.
Dat vallen op zich, dat is niets. Schade aan de fiets of niet, dat heb ik eigenlijk nog steeds niet bekeken, maar hij rijdt nog. De klap daarentegen die het gaf toen Anna met haar hoofd op de grond belandde liet mijn hart stilstaan. Ik was ervan overtuigd dat de schade niet te schatten was.
Gekrijs was uiteraard het resultaat en toen ik de fiets wou rechtzetten merkte ik pas wat ons doen vallen had: een ijsplek in het midden van de markt. Want mijn fiets rechtkrijgen, mét kind er nog op was geen sinecure, om niet te zeggen zo goed als onmogelijk om alleen te doen. Een voorbijganger zag mij sukkelen (of had hij eerder Anna gehoord, het gehuil was oorverdovend genoeg) en vroeg ‘Gaat het mevrouw?’ ‘Neen, het gaat niet’ zei ik over mijn toeren en toen pas hielp hij om mijn fiets recht te krijgen.
Na eerste inspectie leek het al bij al mee te vallen. Jan had niets van schade. Op Anna haar linker jukbeen tekende zich een serieuse schaafwonde af en begon het blauw al boven te komen. Mijn kin en kaak voelden geschaafd, maar alleen mijn kin bleek een schaafwonde te hebben. Mijn kaak zal gewoon blauw worden. De ergste schok kreeg ik echter toen ik Anna haar helm zag: op de kant waarop ze gevallen was is hij gewoon kapotgebarsten. De luide klap kwam dus van het contact tussen helm en grond en (gelukkig) niet van het contact tussen hoofd en grond.
Het werk werd afgebeld, de dokter opgezocht en hij bevestigde gelukkig mijn vermoeden: de helm had Anna haar hoofd zeer goed beschermd. Behalve de schaafwonden lijkt er niets gebroken of geschud. De volgende 24u moet ik haar uiteraard in de gaten houden om zeker te zijn dat er geen verlate effecten zijn, maar voorlopig speelt ze weer alsof er niets gebeurd is.
Moet ik nog iemand overtuigen van het belang van een helm op de fiets?
Bergop
De laatste twee weken ga ik nu vier dagen op vijf met de kinderen naar school op de fiets: Anna bij mij op de fiets en de andere drie fietsen zelf. De evaluatie volgt wel nog eens, maar ik wou het even hebben over Jan.
Jan is dus nu 4 jaar en 8 maanden. Een leeftijd waarop de meeste kindjes blijkbaar pas leren rijden met twee wieletjes en Jan rijdt dus alleen naar school. ‘Alleen’ als op zijn eigen fiets, niet als ‘alleen zonder begeleiding’. En ik ben nu dus al veel ouders tegengekomen die ons op weg zien gaan van en naar school en Jan de hemel inprijzen van hoe goed hij dat doet en hoe veilig hij rijdt en hoe goed hij luistert naar mij. En ik kan met trots zeggen dat hij dat dus fantastisch doet.
Er is evenwel een obstakel op ons parcours. Eigenlijk zijn het er twee: de Pollepelstraat en de Willem Tellstraat. Twee straten met een serieuse helling. Zo lang wij enkel de vrijdag naar school fietsten, fietste Jan de straten naar boven. Met een beetje last, maar hij geraakte boven. Eens we (bijna) dagelijks naar school fietsen geraakte Jan niet meer boven. De Pollepelstraat ging nog net, maar de Willem Tellstraat was er teveel aan. En dus sprongen we halfweg de straat van de fiets en stapten we verder naar boven. Wel moedigde ik hem aan om elke dag toch ietsje verder te proberen fietsen: zo zou hij op de duur toch (weer) boven geraken.
Deze morgen begon hij aan de Willem Tellstraat en zoals gewoonlijk moedigde ik hem aan: vrijdag waren we tot punt x gekomen, dus daar zou hij moeten proberen voorbij geraken. En toen hij aan punt x kwam fietste Jan door … en door … en door tot hij boven stond. Hij trok grote ogen van zijn eigen prestatie en grote lof viel hem dus te beurt van mijnentwege.
Glunderend fietste hij door en vroeg plots ‘mama, ga jij dat aan de juffrouw vertellen?’. ‘Natuurlijk’, zei ik hem, ‘zo een prestatie zeg. Of mag ik niet?’ ‘Neen’ zei hij gedecideerd, en dan, vijf minuten later, met zo’n schaapachtige glimlach ‘Of toch’.
Hij is nog niet een beetje trots op zichzelf. En ik ook natuurlijk.