Vandaag zouden we om Zelie haar bril gaan, maar uiteindelijk hoefde dat niet. Vriendin E. moest toch in Gent zijn en zij ging hem brengen (en ondertussen konden wij nog een kletske doen).
En dus vanaf deze middag ziet Zelie weer 100% en zelf is ze er doodblij mee want ‘ik zie nu weer alles’.
Ik herinner mij toen mij werd verteld dat ik vanaf ‘nu’ zou moeten brillen: ik was 11 jaar en mijn wereld stortte in. Een bril dragen. Voor de rest van mijn leven. Huilen dat ik gedaan heb, niet in te beelden. Maar nen mens legt er zich bij neer (kan ook niet anders) and life goes on. Zelie had dus de volledig tegenovergestelde reactie wat, uiteraard, veel leuker is.
Toen ik mijn eerste bril moest gaan kopen was mijn vader erbij: hij brilde immers zelf. Ik had een mooi exemplaar gevonden in knalrood maar dat kreeg ik niet, onder de redenering: dat zijt ge rap beu; pakt iets dat ‘klassieker’ is en dus langer gaat meegaan. Uiteindelijk werd het zo’n relatief lomp, vleeskleurachtig/zalmrozig montuur, te lelijk om over te schrijven, maar wel ‘klassieker’. Ik heb dat montuur gehad tot ik op mijn 16e eindelijk lenzen kreeg (en eigenlijk heeft het dan nog een paar jaar geduurd vooraleer ik een nieuw montuur kreeg want uiteindelijk droeg ik niet echt een bril meer).
Gisteren in de winkel met Zelie had ik haar op voorhand gezegd: ‘Je kiest iets dat jij mooi vindt. Fel of klassiek, het doet er niet toe, als jij het maar mooi vindt’. En ook: ‘kies niet iets omdát het fel is of speciaal. Als je dat mooi vindt mag je dat hebben, maar vooral: vindt het mooi’.
Zelie heeft een tiental monturen gepast (iets minder zelfs) en ik denk dat het gekozen montuur ongeveer het derde was. Van zodra ze het opzette zag ik aan haar gezicht dat die het ging worden. Ze heeft voor de zekerheid nog een paar andere geprobeerd, maar ze hield dat ene montuurtje heel dicht bij haar handen, kwestie van het niet te laten verdwijnen tussen de andere monturen.
Toen we deze namiddag haar broers van school gingen halen wou ze absoluut uitstappen (om de bril aan de vriendjes te tonen), maar we hadden echt geen tijd en dus moest ze blijven zitten in de auto. Terwijl ik binnen op school Louis aan het zoeken was heeft Zelie dan toch wel een hoop van haar vriendjes gezien die de wagen passeerden om naar huis te gaan. Ze had het raam dan opengedraaid om te zwaaien en blijkbaar keken ze stuk voor stuk nogal verbouwereerd. Zo met een blik van ‘wie is dat? Is dat echt Zelie?’ Ik heb het zelf gezien van één vriendinnetje en het was echt hilarisch om zien.
Zelie brilt nu ook en ze zal er niet meer vanaf geraken, of toch niet meer voor een lange tijd.
Doet me denken aan mijn eerste bril (in het vierde leerjaar). Ik vond dat allemaal tof en spannend en al en iedereen zei dat ik er slimmer uitzag, maar na een eind was ik hem toch ferm beu. Hopelijk gebeurt dat niet bij Zelie 😉
Ik draag een bril sinds mijn vier jaar of zo. Ik heb nooit echt anders geweten. En lenzen overweeg ik zelfs geeneens.
Sommige mensen zijn ‘brillemensen’. Alsof het montuur écht integraal een deel uit kan maken van hun gezicht en je ze nooit anders kan voorstellen. Bij anderen wordt het nooit wat met die bril.
Zelie hoort volgens mij bij de eerste soort. Als ik op de foto mag afgaan.