Ergens vorig jaar na de geboorte van Anna. Ik hoorde van miserie, moeilijkheden, problemen en mensen die hulp nodig hadden. Ik besloot er ‘mijn projectje’ van te maken. Belangrijkste reden: ik had nooit die miserie, moeilijkheden en problemen gehad. Bij mij was alles altijd zo vanzelfsprekend geweest.
‘Over wat heeft ze het nu in godsnaam?’ hoor ik jullie nu denken. Over kinderen krijgen of beter: het niet kunnen krijgen van kinderen.
Al heel vroeg in mijn leven wist ik dat ik kinderen wou, liefst van al vier. Altijd al ben ik een realist geweest, maar een optimistische. Wat indien het niet mogelijk zou zijn? Vragen die we wel zouden beantwoorden als ze ooit aan de orde kwamen en gelukkig voor ons zijn ze nooit aan de orde geweest. Maar de gedachte alleen al dat ik misschien nooit kinderen zou kunnen krijgen was sowieso te angstwekkend om eigenlijk te overwegen.
Wij hebben vier prachtige kinderen gekregen en hebben er nooit moeite voor moeten doen om zwanger te geraken, en daar heeft Michel evenveel mee te maken als ikzelf: it takes two, dat weet ik ook. Na de geboorte van Anna begon de gedachte te groeien om misschien andere koppels te helpen. Ik was er relatief zeker van dat Anna ons laatste ging worden, dat mijn kinderwens vervuld was, en die eitjes, die waren er toch: waarom ze niet weggeven?
Na veel denken en erover gebabbeld te hebben met Michel nam ik in augustus het definitieve besluit: als het nog mogelijk was (ik was ondertussen toch al 35 en een half) zou ik eiceldonatie doen. Toen ik met Jan op controle moest ben ik dan ook binnengesprongen in de fertiliteitskliniek om meer inlichtingen te vragen.
Mijn leeftijd was geen probleem, bleek toen: ik had nog tijd tot mijn 37ste verjaardag. Een andere vraag die mij toen gesteld werd was of mijn kinderwens al vervuld was. Ja dus. Ze gaf me nog een grove uitleg wat de procedure inhield en indien ik het dus zag zitten moest ik maar eens bellen voor een afspraak, want vooraleer je eraan mag beginnen moet je drie gesprekken ondergaan: één met de psycholoog van de dienst, één met de vroedvrouw en één met de professor. Als je die gesprekken op één dag wou zou je dan beter een maand of twee op voorhand bellen, kwestie van de drie mensen beschikbaar te hebben.
Op dat moment gaf ik nog borstvoeding een één van de voorwaarden was ook dat ik daarmee zou gestopt zijn vooraleer de procedure aan te vangen. Gezien ik wou proberen om Anna tot haar eerste jaar de borst te geven, spraken we af dat ik in februari/maart 2007 zou bellen voor een afspraak … als ik het dan nog zou zien zitten.
De borstvoeding is uiteindelijk vroeger gestopt dan na één jaar, maar door omstandigheden kwam het er niet van om te bellen om vroeger een afspraak te maken. Maar in maart herinnerde ik mij mijn belofte en gezien ik er nog altijd achter stond belde ik voor een afspraak. Alles werd vastgelegd voor 15 mei: eerst een gesprek met de psychologe, daarna met de vroedvrouw en daarna met de professor.
De psychologe vroeg mij naar mijn motivatie en of ik het voor iemand bepaald wou doen of voor niemand specifiek. In mijn geval was het laatste dus van toepassing. Ze vroeg hoe ik erbij kwam, waar ik van eiceldonatie gehoord had, waarom ik het wou doen, of ik al uitleg gekregen had over de praktische/medische kant en het nog zag zitten met dat in het achterhoofd. Ze vroeg waarschijnlijk nog veel meer, gewoon om te achterhalen vermoed ik hoe erg gemotiveerd ik wel was en of ik niet met een blinddoek opliep. Of ik wel besefte waaraan ik begon.
De vroedvrouw ging deze keer in detail over de procedure, over wat ik allemaal moest doen ter voorbereiding en hoe de punctie gebeurde op het einde van alle voorbereidingen. Ze was eerlijk over eventuele bijwerkingen en wat er eventueel allemaal met je lichaam kon gebeuren. Tevens liet ze mij mijn hele medische geschiedenis opschrijven én een stamboom opstellen van mijn familie met de oorzaken van de sterfgevallen.
Daarna nog eens een gesprek de professor die nog eens alles overliep om zeker te zijn van mijn motivatie.
Eens alle gesprekken achter de rug zouden zij mij binnen een tweetal weken opnieuw contacteren. Tijdens die twee weken had ik dan nogmaals de tijd om over alles goed na te denken, zeker nu ik alle details kende, en alles goed te bespreken met Michel. Eventueel om bijkomende opinies te vragen indien ik dit zou nodig achten. Langs hun kant hadden zij op 30 mei een stafvergadering waarbij ze dan mijn kandidatuur zouden voorleggen. Op 31 mei zouden ze mij dan contacteren: om mij enerzijds mee te delen of ik nu al dan niet goedgekeurd was als donor en anderzijds om te weten of ik ermee wou doorgaan. Het antwoord was voor beiden positief.
Voor de volgende stap moest in de loop van de maand juni eens passeren om bloed te laten trekken. Het zou onderzocht worden op eventueel genetische problemen. Begin augustus zou ik daarvan de uitslag hebben. Daarna moest ik wachten op mijn regels: op de tweede dag moest ik beginnen met de pil te pakken en dit gedurende een twee à drie weken. Gezien ik ongesteld werd ongeveer in het begin van de maand werd dan direct een afspraak vastgelegd voor 19 juli om een echo te nemen en te zien of de pil zijn werk had gedaan.
De echo was goed: tussen de vijf en tien eitjes zaten klaar op elke eierstok. De volgende fase kon ingaan. De pil werd gestopt en een kleine week later, op 24 juli, begon ik met de stimulatoren … in spuitvorm. Het zouden twee soorten spuiten worden. Voor de eerste diende ik beroep te doen op een verpleger/verpleegster om ze te steken. Twee dagen nadien moest ik ook beginnen met een tweede soort inspuiting die ik evenwel aan mezelf kon geven … moest ik dat willen.
Persoonlijk ben ik niet zot op spuiten. Het is op het randje af van er schrik van hebben. Ik heb er dus geen schrik van maar voor mij doet een inspuiting altijd pijn. ‘Men’ heeft mij al verteld dat ik mij dat inbeeld, maar het is niet zo, en zelfs moest het zo zijn, so what: ik voel de pijn, ‘men’ niet, dus hebben ze geen recht van spreken. Het besluit om dus ook die tweede inspuiting door een verpleegster te laten zetten was dus gauw genomen: ik zag mij mezelf niet zo gauw een spuit in mijnen buik geven.
De eerste spuit moest ik een week doen, de andere, aanvang 26 juli, een tweetal weken, en ze moesten telkens tussen 18u en 21 ’s avonds gegeven worden. Op 2 augustus had ik dan opnieuw een echo om te zien hoe het rijpen van de eitjes verliep en kreeg ik ook de uitslag van het genetisch onderzoek.
De uitslag van het genetisch onderzoek was in orde, maar groot was mijn teleurstelling vorige week toen bleek dat nog geen enkel eitje gerijpt was. Meer nog: er was zelfs niets te zien. De dosis van de inspuiting werd verhoogd en een nieuwe afspraak voor een echo werd gemaakt voor gisteren. Bij de risico’s van de procedure hadden ze wel gewaarschuwd voor overstimulatie doch nergens was er ooit iets gezegd over ‘onder’stimulatie.
Gisteren was het dan opnieuw controle en deze keer ging de professor het zelf doen om te zien wat de resultaten nu waren en welke stappen er eventueel verder moesten ondernomen worden.
De klap was nog erger gisteren: nog steeds niets, nada, noppes. De professor begreep er niets van en ik nog minder. De eicellen hadden klaargezeten en nu was er niets meer. Het zag er dus naar uit dat alles voor niets was geweest. Er is nog bloed getrokken om toch te zien of ik het medicijn effectief had opgenomen in mijn lichaam want misschien was er daar iets, om één of andere zeer bizarre reden, misgegaan. Deze morgen kreeg ik dan het telefoontje met de uitslag: het medicijn was teruggevonden in mijn lichaam, maar om één of andere onverklaarbare reden heeft het geen enkel effect op mij.
Het project is ten einde, zonder enig resultaat. Momenteel voel ik mij relatief zeer slecht. Alle moeite voor niets, alle hoop aan diggelen. Ik ben ongelooflijk teleurgesteld. Om nog niet te spreken van de mensen in de fertiliteitskliniek en de vrouwen die hoopten op mijn eicellen. Niet dat er mij iemand iets kwalijk neemt en ik neem mijzelf ook niets kwalijk. Voor één keer heb ik mij gehouden aan de voorschriften en heb ik gedaan wat ik moest doen. Maar blijkbaar laat mijn lichaam mij in de steek deze keer en ik kan er niet mee lachen.