Met dat papa nu in het ziekenhuis ligt (het gaat beter trouwens en er is een diagnose die enerzijds meevalt en anderzijds nog eens lastige periodes zou kunnen opleveren, maar soit) is mijn broer gisteren dan eens afgekomen uit Nederland, waar hij woont dus, om een bezoekje te brengen.
Gisterenavond moest ik dan bij mijn zus zijn voor mijnen rug en toen ik onderweg belde naar mijn papa om te vragen hoe het ermee was, zei hij mij dat mijn broer en zus iets zouden gaan eten. Dat vond ik uiteraard veel interessanter dan gemarteld te worden (want hoeveel deugd het achteraf ook doet, de behandeling zelf is geen sinecure) en dus sprak ik met zus en broer af om de behandeling te wisselen voor een etentje.
We zaten dus met zijn drieën op restaurant en beseften plots dat dit de allereerste keer is dat wij dat ooit hebben gedaan. Niet dat we nog nooit samen op restaurant zouden gezeten hebben. Dat wel. Maar dan zaten daar ook andere mensen bij: papa, partners, kinderen, …, nooit zo alleen met ons drietjes.
Het was zeer gezellig en toen we afscheid namen reden we elk weg in onze respectievelijke auto’s.
Mijn broer heeft nog bijna de hele weg naar Gent voor mij gereden en soms naast mij. Aan het laatste ronde punt voor de autostrade waren er plots twee auto’s tussen ons en tegen dat ik het rond punt af was zag ik nog net de achterlichten van mijn broer zijn auto verdwijnen in de bocht van de oprit.
Mijn broer reed precies mijn leven uit en ik werd er zowaar een beetje triest van. Alsof Nederland nu zo ver weg is.
Schoon geschreven, schoon.